Probleemgedrag Wat is het? Je spreekt van probleemgedrag als een leerling regelmatig ongewenst gedrag vertoont. De constatering gebeurt meestal op basis van beoordelingen van de leerkracht en de kinderen op school. Deze omgeving bepaalt of het gedrag van een kind problematisch is of niet. Dergelijke oordelen zijn gebaseerd op opvattingen en verwachtingen die de betrokkenen hebben. Daarom kunnen beoordelingen van groep tot groep en van leerkracht tot leerkracht verschillen. Soorten ongewenst gedrag waarover je je zorgen kunt maken zijn: agressiviteit; faalangst; angsten; te stil zijn; jaloezie; driftbuien; anti-sociaal zijn; koppigheid; mokken; nerveuze tics; pesten; slaapproblemen; schoolziekte en spijbelen. Bij 10 procent van de kinderen met ongewenst gedrag is dit gedrag problematisch, dat wil zeggen dat het gedrag regelmatig voorkomt. Hoe ontstaat dit gedrag? Voor het ontstaan en voortduren van ongewenst gedrag kunnen verschillende risicofactoren worden genoemd. Een aantal van deze factoren zijn:temperament van de leerling; sociaal-economische situatie thuis; gebrek aan kennis bij de opvoeders; relatieproblemen in het gezin. Door deze factoren kan ongewenst gedrag uitgroeien tot probleemgedrag. Vaak heeft het probleemgedrag een funktie, bijvoorbeeld negatieve aandacht vragen. Met het in stand houden van deze funktie blijft probleemgedrag bestaan. Bovengenoemde informatie is met toestemming afkomstig van GGD-Flevoland. In bijna alle gevallen kunt u voor “leerkracht” ook “ouder” lezen.